in: Profetisch Perspectief, Nijkerk 2014, XX, 85, pp. 14-19



Islamisering in Nederland: wat te doen en te denken?



De eerste keer dat de islam in het na-oorlogse Nederland zijn tanden liet zien, was in 1989. Op 3 en 4 maart van dat jaar wordt er in Den Haag door moslims een betoging gehouden tegen Salman Rushdie, naar aanleiding van diens roman De Duivelsverzen, waartegen Khomeini op 14 februari van dat jaar een fatwa had uitgevaardigd die er op neer kwam dat het geschreven hebben van deze roman een halsmisdaad opleverde. Rushdie werd in deze fatwa door Khomeini ter dood veroordeeld, uiteraard zonder dat er ooit een proces was gevoerd.


Nog lang daarna zijn veel Europeanen en Amerikanen blijven denken dat het Arabische woord fatwa ‘doodvonnis’ betekende, terwijl het woord eigenlijk alleen ‘advies’ betekent. Maar goed, het advies van een dictator om iemand te vermoorden is de facto wel degelijk als een doodvonnis te beschouwen. Overigens is het ontnuchterend te bedenken dat nagenoeg alle moslims in Nederland het oordeel van de moordzuchtige bejaarde fundamentalistische dictator Khomeini als ook voor hen van belang beschouwden. De mythe van het bestaan van een gematigde islam was eigenlijk op 3 maart 1989 al grondig doorgeprikt.


De demonstratie van 3 en 4 maart in Den Haag schokt de Nederlandse publieke opinie op een manier die nu niet meer goed voorstelbaar is, want we zijn wel wat gewend geraakt. Mohammed Rabbae, een van de meest vooraanstaande leden van GroenLinks die in 1994 zelfs lijsttrekker voor GL geweest is, verklaarde dat het boek inderdaad verboden moest worden. Dat verbod komt er niet. Wel blijft Mohammed Rabbae in de naam van de islam de vrijheid van meningsuiting bestrijden. Ook in het proces tegen Geert Wilders, 2006-2011, hebben hij en een aantal van zijn partijgenoten een grote rol gespeeld. Dit proces eindigt overigens in vrijspraak op alle punten.


Het parlement debatteert al op 7 maart 1989 over de demonstratie van 3 en 4 maart. De superpolitiekcorrecte commentatoren, waaronder de latere Leidse hoogleraar Prof. dr. P. Sj. Van Koningsveld, menen dat in dit parlementaire debat ‘de multiculturele samenleving ontmaskerd’ wordt.


Indien daarmee bedoeld werd dat door de gebeurtenissen en het kamerdebat onomstotelijk bewezen was dat de islam een voorstander is van monocultuur, te weten de islamitische, dan is deze stelling juist. De bedoeling van de superpolitiekcorrecten was evenwel een andere. Zij waren van oordeel dat de islamitische oproep tot censuur en de islamitische acties ter bestrijding van de vrijheid van meningsuiting goed pasten in het multiculturele Nederland zoals zij dat voor zich zagen, en dat afwijzing van deze oproep inging tegen de grondbeginselen van de Nederlandse, volgens hen multiculturele, maatschappij.


Al in 1989, een kwart eeuw geleden, lagen de kaarten kennelijk, goed geschud, op tafel; de discussie over de vrijheid van meningsuiting in de multiculturele maatschappij is sindsdien nog niets veranderd. Beide standpunten staan nog steeds onverzoenlijk tegenover elkaar. Hoe heeft het zo ver kunnen komen?


In de jaren zestig van de twintigste eeuw begon er arbeidsmigratie van Turken en Marokkanen naar Nederland op gang te komen. Hoewel het om kleine aantallen ging, was deze groep in 1972 al gegroeid tot zo’n 31 duizend Turken, 22 duizend Marokkanen. Kort daarna kwam ook ‘gezinshereniging’ van deze groepen op gang, en ‘gezinsvorming’, het naar Nederland brengen van een of meer huwelijkspartners uit het land van oorsprong. Dit heeft geleid tot een explosieve groei van het aantal Turken en Marokkanen, dat wil zeggen: moslims, in Nederland.


Het zogeheten voorzorg-principe werd bij het gedogen dan wel aanmoedigen van deze massa-immigratie door de Nederlandse overheid en de Nederlandse opiniemakers overboord gezet. Het is immers gebruikelijk dat de regering zich nog eens achter de oren krabt voordat er maatregelen worden genomen die in de toekomst onverwachte (bij)effecten kunnen hebben, denk aan de bedenkingen die het boren naar schaliegas oproept, of aan de procedures voor het op de markt brengen van nieuwe medicijnen.


Het overboord zetten van het voorzorg-principe is des te vreemder omdat de Nederlandse regering rond de eeuwwisseling van 1900 diepgaand geconfronteerd was met de gewelddadige kanten van de islam, in de Atjeh-oorlog. De naam van de Arabist en islamkenner die destijds de Nederlandse regering geadviseerd heeft (en die het bij het rechte eind heeft gehad), roept tot op de dag van vandaag enige herkenning op: Christiaan Snouck Hurgronje. Snouck was van mening dat de onrust onder islamitische bevolkingsgroepen te wijten was aan de agitatie door beroepsmoslims. Geen beroepsmoslims, dan ook geen agitatie en geen onrust.


Hoeveel moslims er nu in Nederland wonen, is moeilijk te schatten, en deels een definitiekwestie. Maar er is wel zeker sprake van een wonderbare vermenigvuldiging. Van de oorspronkelijke minder dan 50.000 arbeidsmigranten uit de late jaren zestig zijn het er nu meer dan een miljoen, dat is meer dan twintig keer zo veel, en dat in ongeveer veertig jaar. Wanneer in de komende veertig jaar het aantal moslims in Nederland weer meer dan twintig keer zo groot wordt, zitten daar problematische kanten aan.


Waarom is dat zo? De opvattingen van de islam zoals beroepsmoslims die bij de moslims inscherpen, verschillen op een groot aantal punten aanzienlijk van die van het Nederland van voor de komst van de islam hier. Vrijheid van meningsuiting is slecht een van de vele voorbeelden, en tegelijkertijd een voorbeeld waarbij het duidelijk is dat een middenweg moeilijk denkbaar is. Een maatschappij verleent zijn leden wel of niet het recht op vrijheid van meningsuiting: halve vrijheid is immers geen vrijheid.


Tegelijkertijd heeft de islam zo’n verbod op de vrijheid van meningsuiting nodig, omdat alleen wanneer er zo’n verbod bestaat, mensen zullen kunnen vergeten wat ook weer de argumenten waren om geen moslim te worden. Overal waar de islam zich heeft gevestigd, heeft de officiële islam zich sterk gemaakt voor een totaal verbod op meningsuiting, met name over de islam, de koran en Mohammed.


De tweede maal dat het tot een publiek incident kwam tussen de islam en Nederland, handelde dan ook eveneens over de vrijheid van meningsuiting, over die drie onderwerpen. Toen Mohammed en de moslims vanuit de landbouwoase Medina in het jaar 630 de stad Mekka, de vaderstad van Mohammed, hebben veroverd, waren de eerste maatregelen die Mohammed trof, al gericht op het beëindigen van de vrijheid van meningsuiting.


Die tweede maal dat de islam publiekelijk zijn tanden heeft laten zien, is een stuk grimmiger verlopen. Op 2 november 2004 wordt Theo van Gogh in de Linnaeusstraat in Amsterdam door Mohammed Bouyeri vermoord, tijdens de ochtendspits. Samen met Ayaan Hirsi Ali, die sindsdien Nederland verlaten heeft, had Theo van Gogh de film Submission gemaakt. Submission, ‘onderwerping’, is de Engelse vertaling van het Arabische woord islam. De film schokt moslims doordat er koranverzen (niets is heiliger in de ogen van moslims) geschilderd staan op het lichaam van een bebloede halfnaakte beeldschone actrice. Bloed is volgens de sharia (de islamitische wet) al even onrein als vrouwelijke naaktheid. Ayaan, die lid is van de Tweede kamer, wordt beveiligd en is dus onbereikbaar voor een terrorist als Bouyeri, maar Theo van Gogh werd niet beveiligd, en geeft, onvrijwillig, zijn leven in de goot van de Linnaeusstraat.


Over deze moord is het laatste woord nog niet gezegd. De AIVD heeft alle berichten van de Amsterdamse politie over Bouyeri’s radicalisering in de wind geslagen, mogelijk omdat de AIVD dacht het beter te weten op grond van geheime informatie die de AIVD uit de kringen rond Bouyeri regelmatig placht te ontvangen. De verstrekker van deze berichten is zo goed als zeker een dubbelagent geweest, die er superieur in geslaagd is de AIVD te verschalken en waarschijnlijk ook nog geld (belastinggeld) heeft ontvangen voor zijn bedrieglijke berichten, die door de AIVD voor waarheid werden gehouden.


Direct na de moord begon er een zelden vertoonde campagne waarbij Nederlandse hoogwaardigheidsbekleders pogingen hebben gedaan de islam schoon te wassen. Islam is vrede, en moslims die tot agressie tegen ongelovigen overgaan, werd van officiële zijde in eindeloze herhaling beweerd, waren individuen die individueel het spoor waren bijster geraakt. De media hebben aan deze campagne onbekommerd meegedaan, en doen dat nog steeds. Het zijn pas de op de sharia gebaseerde gruwelen van de ISIS/ISIL geweest die in 2014 overal op de televisie en YouTube te zien zijn, die deze campagne hebben weten te doorkruisen.


De derde keer dat de islam in Nederland zijn tanden publiekelijk heeft laten zien (gevallen van eremoord en dergelijke laten we vanwege het private karakter hier maar even rusten) was de ophef rond de film Fitna van Geert Wilders. Deze film van eenvoudig van opzet. Er werden een aantal koranverzen gereciteerd, die ook op het scherm meegelezen konden worden, en na elk vers werden nieuwsflitsen getoond van de gruwelen die de toepassing en uitleg van deze verzen met zich mee hadden gebracht.


De verontwaardiging over het bijeen zetten van dit materiaal was enorm, meer nog onder progressieve vrienden en vriendinnen van de islam dan onder moslims zelf. Was dit niet gewoon haatzaaien? In de aanklachten waarvan Geert Wilders in 2011 is vrijgesproken, speelde deze film een grote rol. Er is nooit een vervolg gekomen, en dat zal er nu ook wel niet meer komen, omdat dat niet meer nodig is, sinds ISIS/ISIL zelf op YouTube beelden plaatst van toepassingen van de sharia (onthoofding, kruisiging, steniging, massa-executies) die vele malen gruwelijker zijn dan het materiaal dat Geert Wilders bijeen had durven brengen.


Dat de islam, door middel van de sharia, de islamitische wet, oproept tot het gebruik van geweld tegen wie nog geen moslim is, staat inmiddels buiten kijf. Beroepsmoslims zijn op aarde om moslims er toe over te halen de sharia in hun dagelijks leven te implementeren – ook daarover bestaat eigenlijk geen misverstand meer. Moslims zijn blijkens een grote variëteit aan enquêtes, overal ter wereld gehouden, in grote meerderheid de opvatting toegedaan dat de sharia inderdaad geïmplementeerd hoort te worden. Dat is slecht nieuws voor wie geen moslim is.


Het goede nieuws is dat de meeste moslims in hun dagelijks leven deze geboden om ten strijde te trekken tegen de ongelovigen, naast zich neerleggen. Maar de interne discussie binnen de islam richt zich niet op de vraag of het gebruik van geweld in dienst van de islam nu niet eens een keer beëindigd dient te worden. De discussie gaat uitsluitend over de vraag wie, waar, wanneer en in welke omstandigheden het doden, beroven, tot slaaf maken en verkrachten van wie geen moslim is, volgens de sharia is toegestaan. Dat maakt de islam moeilijk inpasbaar in een moderne open maatschappij waar niet iedereen al moslim is.


Er is nog een reeks andere verschillen in mentaliteit en opvatting tussen de islam en het (post-)christelijke Westen waarvan de meeste Europeanen en Amerikanen zich niet van bewust zijn, en die daarom moeilijk over het voetlicht zijn te krijgen. Een aantal christelijke opvattingen is zo zeer gemeengoed geworden in Europa en Amerika, dat velen zich niet kunnen voorstellen dat buiten Europa en Amerika deze opvattingen eenvoudigweg niet bestaan of dat er buiten de eigen levenssfeer geheel anders over deze zaken gedacht wordt. Het lijkt soms wel dat wie deze grotendeels onbewuste opvattingen wil verduidelijken, uitleg staat te geven over een tekening die met wit potlood gemaakt is, op wit papier, ingelijst in een witte lijst, en die op een witte muur hangt.


Een goed voorbeeld is het verschil in visie op het gezag van de Heilige Schrift. Buitenstaanders gaan er stilzwijgend vanuit dat voor de islam de koran de hoogste autoriteit is, zoals de bijbel in vele varianten van het christendom. Dit nu is niet het geval. De koran garandeert moslims dat de islam inderdaad ‘Gods eigen godsdienst’ is, maar de officiële islamitische gedragsleer is terug te vinden in de gezaghebbende sharia-handboeken, niet in de koran. Steniging wordt bijvoorbeeld niet door de koran voorgeschreven – wel door de sharia. In de ogen van een beroepsmoslim is dat zo goed als even gezaghebbend. De koran is het woord van God, de sharia is de wil van God, leert de islam. De goddelijke opdracht tot steniging is legitiem hoewel die opdracht niet in de koran staat, want de opdracht staat in de gezaghebbende shariahandboeken en wordt door de beroepsmoslims verkondigd.


Er is een lange lijst van verborgen tegenstellingen tussen de islam en de vrije wereld die Amerikanen en Europeanen boven de pet gaat, omdat zij denken dat hun eigen aan het christendom ontleende opvattingen universeel zijn. (1) Zo gaan wij ervan uit dat wat wij godsdienstvrijheid noemen, ook inderdaad vrijheid van godsdienst is, dus niet alleen vrijheid van geloofsleer maar ook vrijheid van door de godsdienst opgelegde gedragsleer. We realiseren ons niet goed dat we in feite met godsdienstvrijheid alleen de vrijheid van geloofsleer en eredienst bedoelen. Godsdienstvrijheid is niet ook bv. de vrijheid om mensenoffers te brengen of de wapenen op te nemen tegen een ieder die een andere godsdienst aanhangt.


Wij denken bijvoorbeeld ook dat (2) de wederkerigheidsethiek universeel is: behandel de mensen zoals gij wilt dat zij u behandelen. De wederkerigheidsethiek die onze maatschappij tot een relatief vriendelijke en welvarende vorm van samenleving heeft gemaakt, wordt door andere godsdiensten dan die van de bijbel niet aanbevolen. De islam maakt scherp onderscheid in hoe mannen en vrouwen, moslims en niet-moslims, en slaven en vrijen, behandeld dienen te worden. De koran spreekt de wederkerigheidsethiek expliciet tegen (Koran 48:29). Onder de sharia is er geen sprake van wederkerigheid, en zijn mensen die geen moslim zijn, rechteloos. Ik loof dan ook vijfhonderd euro uit voor wie weet aan te tonen dat er één onvervreemdbaar recht is dat niet-moslims onder de sharia bezitten.


Wij gaan uit van (3) een basisredelijkheid, waaraan iedereen, ook de Schepper aller dingen, is onderworpen. Zelfs God kan niet veranderen dat 2017 een priemgetal is. De schepping en de schepper zijn beide redelijk. Abraham en Mozes redetwisten met God, althans in het bijbelverhaal, in de koran zijn deze twistgesprekken uiteraard niet voorhanden. Natuurkundig onderzoek is mogelijk omdat het heelal redelijk in elkaar zit. De islam leert daarentegen dat de Schepper het heelal elk deelmoment herschept, en daarbij niet gehouden is aan enige vorm van redelijkheid, rechtvaardigheid of voorspelbaarheid.


Op een dergelijke basis zijn natuurwetenschappen en techniek voor een onderzoeker niet bijster interessant. Ook in een debat zullen wij ons, vaak met tegenzin, aan de rede onderwerpen. De islam eist uitsluitend onderwerping aan de islam, en heeft maling aan wat wij redelijkheid noemen. Moslims voelen zich dan ook vrij om tegenover buitenstaanders de islam als anders voor te stellen dan hij is. Het criterium is niet de waarheid en de redelijkheid, maar de glorie van de islam.


De Tien Geboden doen een beroep op het geweten van de toehoorder. Bovendien zijn de bijbelse Tien Geboden in het enkelvoud, ze richten zich tot het individu. In de koran zijn de geboden in het meervoud, en richten zich tot de massa, de groep, de stam. De Tien Geboden impliceren op die manier dat de mens (4) een vrije wil heeft. Een mens weet en ziet wat het goede is, maar doet het niet, en daaruit is het kwaad te verklaren. De islam gaat er vanuit dat de mens geen vrije wil heeft, zijn daden zijn voorbeschikt en voorbestemd door de Almachtige, zoals socialisten menen dat de daden van een mens zijn voorbeschikt door zijn plaats in het arbeidsproces, welstand, opvoeding, en, naïef, naïef, de prikkels die hij vanuit het belastingsysteem krijgt aangereikt.


De westerse post-christelijke maatschappij gaat er vanuit (5) dat schuld bekennen adelt, en dat opnieuw beginnen na een bekentenis van schuld mogelijk is. Elke kerkdienst begint met een schuldbelijdenis. Ook al is die meestal geheel geroutiniseerd, het reikt de gelovigen toch de taal aan die ze nodig hebben wanneer het er om spant. In een islamitische maatschappij wordt het bekennen van schuld als idioot gezien. Het spreekt overigens haast vanzelf dat persoonlijke of wetenschappelijke vooruitgang, zonder in te zien en te bekennen dat er eerder fouten zijn gemaakt, niet mogelijk is.


(6) Scheiding van kerk en staat, een christelijk leerstuk, wordt breed voor vanzelfsprekend gehouden, maar dat is buiten de (post-)christelijke wereld niet het geval. Wanneer we naar de islam en het christendom kijken, zien we in de ontstaansgeschiedenis een belangrijk verschil. Het christendom is ontstaan in het Romeinse rijk. De eerste eeuwen lag het buiten het voorstellingsvermogen van de christenen dat ook de keizer van dat rijk ooit christen zou zijn. De tekst van het Nieuwe Testament houdt geen rekening met deze mogelijkheid. De eerste christelijke keizers zagen bovendien hun macht direct al beperkt door de bestaande kerken en kloosters. Het gevolg is geweest: een gezegend werelddeel waar macht altijd beperkte macht werd. 


De islam daarentegen is ontstaan in het Midden-Oosten, in een staatloze maatschappij, waarin de oppermacht op elk gebied de kalief min of meer in de schoot viel. Het gevolg is geweest: een werelddeel waar de knellende greep van de absolute macht eeuw in, eeuw uit, vooruitgang en debat heeft kunnen tegenhouden. Het gevolg is een islamitische wereld die eigenlijk nog niet eens in staat is zijn eigen rioolwater te zuiveren, maar desalniettemin evenveel respect eist als de werelddelen waar de computer, de antibiotica, de fiets en het internet ontworpen zijn. 


Een voorlaatste punt mag niet ontbreken, hoewel het impliciet al voorbij gekomen is, taqiyya. De Tien Geboden verbieden het te liegen of een vals getuigenis af te leggen. De islam daarentegen gedoogt liegen, en moedigt het zelfs aan indien het in het belang van de islam is. De technische islamitische term hier voor is taqiyya. Taqiyya wordt in de koran niet expliciet genoemd, maar in de korancommentaren wel. Taqiyya is een boosaardig principe, dat permanent argwaan oproept over wat moslims zeggen, terwijl die argwaan natuurlijk vaak zo niet bijna altijd onterecht is. Moslims die oprecht en eerlijk zijn, worden door het bestaan van het recht (soms de plicht) om taqiyya te bedrijven, toch verdacht gemaakt. Je kunt het nooit helemaal 100% zeker weten of een moslim niet gebruikt maakt van deze license to lie. Dialoog wordt hierdoor wel erg moeilijk gemaakt.


De laatste vanzelfsprekendheid die geen vanzelfsprekendheid is, is (7) het monogame duurzame gezin. Ook dat is een bijbelse uitvinding, die om een reeks van redenen in andere culturen niet bestaat. Het christendom keerde zich al in de Romeinse tijd (net als het Jodendom) tegen abortus, en ook tegen echtscheiding, twee zaken die onder de heidenen in het Romeinse rijk algemeen en haast oncontroversieel waren. Dit heeft geleid tot het ontstaan van het duurzame en monogame gezin, met alle voordelen die dat met name aan kinderen biedt. Over de islam kunnen we wat dit betreft kort zijn: niet alleen polygamie maar ook het veelal gebruikelijk grote leeftijdsverschil tussen man en vrouw maakt het tot een zeldzaamheid dat een kind in een stabiel monogaam en duurzaam gezin opgroeit, wat nadelig is voor de ontwikkeling van een kind.


Wat moeten we over de islam denken? De overwegingen die u zo juist gelezen hebt, kunnen u wellicht tot hulp strekken. Wat we moeten doen, is minder duidelijk. Op zijn minst dienen van de Nederlandse politieke partijen, en dus van de Nederlandse regering, te eisen dat ze ten opzichte van de islam en de moslims een redelijk beleid voeren, dat tegen openbare discussie bestand is, en waarin oprechtheid en gezond verstand de boventoon voeren. Een partij die hier een angstige struisvogelpolitiek volgt, dient daarvoor bij verkiezingen afgestraft te worden, hoe gerechtvaardigd de angst ook is die de politici in kwestie er toe brengt hun kop in het zand te steken.


Tot slot iets over koran 9:30. Daar wordt gezegd dat ieder die gelooft dat Christus de zoon van God is, vervloekt moet worden, en de inhoud van die vloek luidt dat God hem moge laten sneuvelen in de strijd, of in die strijd tot slaaf laat maken. Zoals gebruikelijk is de taal van de koran niet direct helder te noemen, maar er is geen enkele onzekerheid over wat dit koranvers bedoelt te zeggen. De grote afstand in tijd, plaats en cultuur tussen ons en dit vers maakt het (althans voor ons) lastig te interpreteren. Maar dreigend is het zeker, en het is voor ons moeilijk voorstelbaar dat God zoiets gezegd heeft. Ook dat God op zijn troon, zoals de koran zegt, de mensheid drie maal zou opdragen: ‘Doodt hen waar ge ze maar aantreft’ (Koran 2:191, 4:89 en 4:91), waarbij het lijdend voorwerp ‘hen’ dan de ongelovigen zouden zijn, kunnen wij alleen maar botweg weigeren te geloven.


De islam is niet even tandeloos als de PKN, de Protestantse Kerken in Nederland. Dat vraagt om reflectie en redelijkheid. Het gaat steeds om kwesties waar geen middenpositie bestaat, zoals wel of geen doodstraf. Dialoog is daarom weinig zinvol, al kan het heel gezellig zijn.  We zullen krachtig moeten weigeren om ons tot slaaf te laten maken (Gal. 5:1) en we zullen de goede strijd moeten strijden (1 Tim. 6:12).